Czeslaw Milosz |A Poem for the end of the century
Click To Frontpage

 International 

Political Newsreview
The Amsterdam Post 
Afghan war docs

Afghanistan debat Tweede Kamer
Vergaderjaar 2001-2002
dinsdag 9 oktober 2001

Bijdrage van de Minister President Kok, plus interrupties

Minister Kok: Mevrouw de voorzit-ter. Ik dank de Kamer voor de geleverde inbreng in eerste termijn. U zult willen aanvaarden dat wij in onze beantwoording de taken wat verdelen tussen de drie ondertekenaars van de brief van vanmorgen. Als minister-president zal ik enkele opmerkingen daaraan voorafgaand maken. 

Afgelopen zondagavond is inderdaad een nieuwe, helaas onvermijdelijke fase aangebroken in de zo noodzakelijke internationale strijd tegen het terrorisme. De Nederlandse regering heeft zondagavond – dat zal niet verras-send zijn geweest – steun uitgespro-ken voor de acties van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. De afgelopen weken is er veel gewisseld met elkaar, in de algemene en politieke beschouwingen, enkele dagen lang en in de weken daarna, over de betekenis en de interpretatie van VN-resolutie 1368, ook inzake de rechtmatigheid, over artikel 5 in de verschillende fasen, het in beginsel mogelijk maken van het openstellen van dat artikel 5 en daarna de besluiten om dat ook werkelijk te doen, over het onderliggende materiaal, ook over de NAVO-besluiten met betrekking tot de acht punten waarover laatstelijk nog uitgebreid door de verantwoordelijke ministers met de Kamer is gesproken en wel op donderdagavond verleden week. 

De acties zijn het onvermijde-lijke gevolg van de afschuwelijke aanslagen in de VS vandaag precies vier weken geleden. Ze zijn en ik zeg dit met nadruk en ook in navolging van velen vanmiddag, niet gericht tegen het Afghaanse volk noch tegen de islam. 

In het telefonisch contact dat de minister van buitenlandse zaken Powell namens president Bush zondagavond met mij zocht, onderstreepte hij dat de Verenigde Staten er alles aan doen om zoveel mogelijk te vermijden dat er onschuldige slachtoffers zullen vallen. Hij benadrukte dat het bij de acties richting Afghanistan om zorgvuldig gerichte acties gaat, gefocust op militaire doelen en de trainingskampen van de terroristen. 

Daarnaast noemde hij de verstrekking van humanitaire hulp, terecht, van het grootst mogelijke belang. Namens de regering heb ik woorden van waardering geuit voor de evenwichtige en zorgvuldige wijze waarop de Verenigde Staten zich sinds de dramatische gebeurtenissen op 11 september jl. hebben opgesteld en heb ik ook nadrukkelijk aangegeven dat ons land voluit bereid is bij te dragen aan de strijd tegen het terrorisme, zowel politiek-diplomatiek, humanitair, economisch-financieel als ook militair. 

Voordat ik over die vier terreinen iets zeg, vooruitlopend op uitgebreidere beantwoording door de afzonderlijke ministers, zeg ik hier dat ik in het telefonisch contact dat minister Powell met mij zocht geen woord heb willen besteden aan het moment van informatieverschaffing door de VS, omdat ik het volledig begreep en begrijp, ook nu, dat binnen die heel brede alliantie en coalitie waarmee wordt samenge-werkt, binnen het gegeven dat het hier ook niet om een uitvoering van een NAVO-operatie ging of om een directe betrokkenheid van Nederland, dat er een zekere eerste selectie is gemaakt van contacten. 

Ik had niet raar opgekeken en zou niet verrast zijn geweest als wij van te voren wel waren gebeld, maar zou ook het tegendeel van verrast zijn geweest of raar hebben opgekeken nu dat niet het geval was, temeer ook omdat men in de Europese verhoudingen ook nog enkele lijntjes naar de heer Solana en het Belgische voorzitter-schap heeft gezocht. Dit is het enige wat ik daarover op dit moment zou willen zeggen. 

Het is, om in de woorden van sommige geachte afgevaardigden te spreken, zonder meer een bijzaak en zeker geen hoofdzaak. Wat het militaire onderdeel betreft wijs ik erop dat, net als dat met andere hoofdsteden het geval is, ook bilaterale verkennende besprekingen plaatsvinden tussen Amerika en Nederland over eventuele Nederlandse militaire bijdrage in het kader van, respectievelijk bovenop de acht maatregelen die vorige week in het kader van de Noord-Atlantische Raad zijn overeengekomen als onderdeel van de operationalisering van artikel 5 van het Verdrag van Washington. 

In de brief die de Kamer vanmorgen heeft ontvangen, is melding gemaakt van een tweetal concrete invullingen van die acht maatregelen waarnaar ik eerder verwees, te weten het ter beschikking stellen van een vijftal radarvliegtuigen van de NAVO in de vorm van backfill en de verplaatsing van NAVO-marine-eenheden naar het oostelijk deel van de Middellandse Zee. Het gaat om het opvullen van ruimte die ontstaat omdat Ameri-kaanse vliegtuigen elders werkzaam zijn. Via de vliegtuigen nemen wij op Amerikaans grondgebied die taak over. Het spreekt vanzelf dat daarbij Nederlandse mensen betrokken zijn. 

Wat de NAVO-marine-eenheden betreft, zouden als ooit sprake zou zijn van een andere taakuitoefening, voorafgaandelijk besluiten moeten worden voorgelegd en ook moeten plaatsvinden. 

Als onderdeel van het achter en naast de Amerikanen staan wat wij een- en andermaal hebben uitgesproken, is het voeren van bilaterale verkennende gesprekken aan de orde. Wat ons betreft is uitgangspunt gebleven dat indien in de vorm van concrete afspraken ons iets concreets wordt gevraagd wat wij naar vermogen kunnen invullen en waaraan naar vermogen kan worden voldaan, de Nederlandse regering een afzonderlijk besluit zal nemen. In die ’’als, dan-situatie’’ zal de informatie aan de Kamer kunnen plaatsvinden op een wijze waarop zij dat wenst. Er kunnen bijzondere omstandigheden zijn die het nodig maken dat de regering een eigen verantwoordelijkheid neemt en daarvoor verantwoording aflegt. 

In andere gevallen, als het door de aard van de bijdrage mogelijk zou zijn, zal informatie vooraf worden gegeven, met daarbij het standpunt dat de regering voornemens is te bepalen. Er liggen thans geen concrete verzoeken. 

Er vinden wel technische verkenningen plaats, zoals dat ook met andere hoofdsteden gebeurt. Het is heel goed mogelijk dat dit op enig moment – ik wil er geen voorspelling aan verbinden – kan leiden tot een zodanig verzoek dat wij daarin kunnen bewilligen. Verder informatieverschaffing, achteraf indien onvermijdelijk of vooraf aan de Kamer, ter bespreking met de Kamer. 

De heer Rosenmöller (GroenLinks): Dat is helder. Ik neem aan dat die verkennende besprekingen op initiatief van de Verenigde Staten zijn aangevangen. U zei dat ze voor een deel gaan over de concretisering van de acht punten waarover vorige week in het algemeen overleg is gesproken. Het zou ook gaan over mogelijke activiteiten in aanvulling daarop. Heb ik dat goed begrepen? 

Minister Kok: Nee. Van de acht punten zijn twee punten relevant voor de NAVO. Dat is de verplaatsing van schepen. Dat is een logistieke verplaatsing. Er zit geen wijziging in de opdracht aan de bemanning van de schepen. Mocht dat moment komen, dan vraagt dat een afzonderlijke besluitvorming op basis van de NAVO-procedures. De radar-vliegtuigen hebben het karakter van het opvullen van ruimte, omdat Amerikaanse vliegtuigen elders hun taken gaan vervullen. Daarover zijn geen verdere besprekingen tussen de Amerikanen en Nederland nodig. Als wij nu spreken met de Amerikanen in verkennende zin over additionele mogelijkheden dan overlapt dat de wijze waarop dat met andere hoofdsteden gebeurt. Dat is erop gericht om te bezien welke wensen er van die kant zijn en welke mogelijkheden Nederland heeft. Wij hebben altijd gezegd: solidariteit niet alleen in woorden, maar ook in daden, ook als het om een eventuele bilaterale bijdrage zou moeten gaan. 

De heer Rosenmöller (GroenLinks): Dan begrijp ik het iets beter. Het gaat om dingen die anders zijn dan in de brief staat die vorige week is besproken. U zegt dat u er nu nog geen nadere mededelingen over kan doen.

Minister Kok: Ja. 

De heer Rosenmöller (GroenLinks): En als het wel het geval is, geldt de geschetste procedure waarover wij eerder hebben gesproken. 

Minister Kok: Zo is het. 

De heer Balkenende (CDA): De premier zegt dus: nog geen concrete verzoeken maar wel technische verkenningen. 

Minister Kok: Ja. 

De heer Balkenende (CDA): Ik neem aan dat daaraan de conclusie mag worden verbonden dat er een positieve grondhouding bestaat bij de regering om, wanneer daartoe aanleiding bestaat, onze solidariteit tot uitdrukking te laten komen. 

Minister Kok: Zeker. Ik heb dat zelfs letterlijk zo gezegd. Dat is niet verrassend, want ik heb het eerder gezegd. Wij zijn niet in een fase gekomen waarin wij met welke gevoelens daarbij dan ook zeggen: de Amerikanen zijn daar aan de gang; zij doen dat samen met de Britten en mogelijk ook met anderen, maar het gaat, afgezien van het opvullen van elementen uit het pakket van acht punten van vorige week, onze deur een beetje voorbij, om het wat huiselijk te zeggen. Het kan zijn dat geen bijdragen van Nederland worden gevraagd, om welke redenen dan ook. Maar naar de mate waarin ons wel bijdragen worden gevraagd en wij de mogelijkheden hebben om daaraan te voldoen, is onze houding daartegenover een positieve. 

voorzitter. Het is duidelijk dat het militaire antwoord dat thans wordt gegeven en dat om begrijpelijke redenen zoveel aandacht krijgt en zoveel emoties losmaakt – bij wie niet? – niet déoplossing, met hoofdletters geschreven, is. Iedereen ziet dat deze acties onvermijdelijk en ook onmisbaar zijn. Zij vormen een integraal onderdeel van een alomvattende strategie om het terrorisme met kracht en effectief te bestrijden. Dit zal naar mijn stellige overtuiging een campagne van lange adem zijn als wij al die facetten daarin betrekken. Het is een strijd die wordt gevoerd op alle niveaus. De Europese Unie heeft daarin een belangrijke rol, maar ook de NAVO, de Verenigde Naties en individuele landen. Die zetten zich ieder voor zich en met elkaar in om tot het uiterste bij te dragen aan een veiliger wereld. Daar zijn helaas ook deze militaire methoden bij nodig. 

Minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken zal hierop straks stellig uitvoeriger ingaan. Ik heb er behoefte aan, reeds nu een opmerking te maken, omdat verschillende geachte afgevaardig-den daarover vragen hebben gesteld. Gevraagd is: wij spreken nu over acties richting Afghanistan, maar vindt er op enig moment ook nog een bepaalde verbreding plaats? De Nederlandse regering is over het denken over of het voorbereiden op handelen richting een geografische verbreding niets bekend. Het is dus niet aan de orde wat ons betreft. Wel kan worden gesteld – ik meen dat de heer Balkenende daar een terecht punt heeft gemaakt – dat in het derde lid van resolutie 1368 van de Veiligheidsraad duidelijk wordt gesproken over niet alleen de daders van de terroristische aanslagen, maar ook degenen die hen bescher-ming en ondersteuning bieden. In die algemene clausule van deze resolutie van de Veiligheidsraad komt men die component dus wel tegen, maar ons is als Nederlandse regering over voornemens van de zijde van de Amerikanen om tot een geografische verbreding te komen niets bekend. 

De heer De Graaf (D66): Ons als Kamer ook niet, maar in de krant wordt gerefereerd aan een brief van de Amerikaanse vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties waarin dat voornemen wordt omschreven. Is na te gaan voor de regering of een dergelijke brief daadwerkelijk is geschreven? 

Minister Kok: Natuurlijk is dat na te gaan. Sterker nog, er is sprake van communicatie, maar het gaat niet om een voornemen van een militaire actie. Gesteld wordt: We may find that our selfdefence requiers further actions with respect of other organizations and other states. Zoals ik het lees, is dit een algemene formulering die in hoge mate aansluit bij de formulering van lid 3 van resolutie 1368 waarnaar eerder is verwezen. Men mag in de analyse die men maakt daaraan de waarde verbinden die men wil en hierover zal natuurlijk het nodige diplomatieke en politieke verkeer plaatsvinden in de komende uren of dagen, maar ons is van enig voornemen in concrete zin om tot een geografische verbreding van acties te komen niets bekend. Mocht de regering op enig moment wel op de hoogte zijn van dergelijke voornemens, dan zal zij niet nalaten ook de Kamer daar de nodige informatie over te verschaf-fen. Thans geef ik u naar eer en geweten antwoord op wat de regering nu´ bekend is. 

De heer Rosenmöller (GroenLinks): Betekent dat ook dat de passage die u net voorlas, niet op die wijze gei¨nterpreteerd zou kunnen of mogen worden in de optiek van de Nederlandse regering? 

Minister Kok: Hoewel ik in herhaling treed, zeg ik dat het natuurlijk u¨ berhaupt de vraag is welke interpretatie betrokkenen op enig moment aan punt 3 van resolutie nr. 1368 zouden willen geven. Het gaat mij wat ver om min of meer bij exegese of bij implicatie uit de door mij voorgelezen Engelstalige passage uit de brief de conclusie te trekken, dat er al een wissel zou zijn overgehaald in die richting. Dat zou merkwaardig zijn, want dan zouden wij het met elkaar ook weten. Het zou ook heel snel gevolgen kunnen hebben voor het karakter van de coalitie die immers mede als veel breder internationaal draagvlak dient voor een grote mate van begrip voor en morele en politieke ondersteuning van het handelen van de Verenigde Staten. 

Als u het goedvindt, stop ik met het proberen te interpreteren. Ik stel de feiten vast: ik lees resolutie nr. 1398, inclusief punt 3 en hoor wat er in de VS letterlijk is gezegd. Vanuit de VS is ons geen enkel voornemen bekend om acties al dan niet geografisch te verbreden en ik zal natuurlijk de komende uren en dagen onze diplomatieke en politieke kanalen blijven benutten om ons hierop verder te orië nteren. Het is duidelijk dat de belangstelling hiervoor is gewekt. Dat is gebleken uit de media en uit de bijdragen vanuit de Kamer. 

De heer Rosenmöller (GroenLinks): De achtergrond van mijn fractie om de vraag te stellen, en dat zal voor de andere fracties niet anders zijn geweest, is de zorg die de berichtge-ving daaromtrent oproept. Dat zal duidelijk zijn. Dat de VN spreken van rechtmatigheid van de actie die zondagavond begonnen is, is ingegeven door het feit dat er overtuigend bewijsmateriaal is om te spreken van een buitenlandse aanval op de VS, waarvoor Bin Laden en zijn organisatie verantwoordelijk zijn. Zij vinden op dit moment onderdak in Afghanistan. De Nederlandse regering heeft daarover gesproken. Derhalve is het gerechtvaardigd om via een veelheid van wegen, dus ook via de militaire component, iets in Afghanistan te doen om daders en handlangers op te pakken. Dat gegeven, waar wij elkaar in kunnen vinden, is natuurlijk niet ook een juridische legitimatie voor het op dit moment aanpakken van het terrorisme in andere landen met hetzelfde militaire instrument. Dat is in ieder geval onze stelling. 

Minister Kok: Ik heb toch ook niet over juridische legitimaties gespro-ken? Ik heb alleen gezegd, dat resolutie 1368 expliciet verwijst naar degenen die de daders van de aanslagen steun geven. Dat moeten wij goed in het hoofd houden en onszelf niet voorbij hollen. Ik zeg dat niet in het bijzonder tegen de heer Rosenmöller, maar voordat je het weet worden de dingen verder opgeblazen dan nodig is. In resolutie 1368 wordt expliciet naar dit soort aspecten verwezen. Het is belangrijk, in alle contacten die wij de komende uren en dagen hebben, heel goed voor ogen te houden welke lijnen er zijn. Ons is niets bekend over een geografische verbinding buiten hetgeen wij zondagavond hebben vernomen en waarover wij ons oordeel hebben gegeven. 

De heer Balkenende (CDA): Wat de premier zegt, is volstrekt helder. De criteria en de resolutie van de Verenigde Naties sluiten niet uit, indien daartoe aanleiding bestaat de actie te verbreden. Ik proef dat de heer Rosenmöller zich beperkt tot Afghanistan, maar daarvoor kan geen sprake zijn. Ik neem verder kennis van de opmerking van de premier, dat op het ogenblik geen gegevens met betrekking tot andere landen bekend zijn. De criteria van de Verenigde Naties zijn helder. Het is goed dat te markeren, zoals de minister-president heeft gedaan. 

Minister Kok: voorzitter. De humanitaire componenten zullen uitgebreid worden toegelicht door collega Herfkens. Ik heb nu een wat eenvoudige taak, want op vrijwel alle terreinen kunnen collega’s nog aanvullende opmerkingen maken. De internationale gemeenschap zal zich tot het uiterste moeten inspannen voor het lenigen van de ernstige noden van de Afghaanse bevolking, die overigens door de jaren heen al zozeer de dupe is van onderdrukking door het verfoeilijke Taliban-regime. Dat komt natuurlijk door wat er thans geschiedt en wat er mogelijk gaat geschieden. Ik denk aan een extra beweging van vluchtelingenstromen. Het laat zich voorspellen dat dit verder gaat. Mensen raken op drift door ontwikkelingen en gebeurtenis-sen. In de kern hebben wij het hierbij over een totaal onacceptabele binnenlandse situatie in het land waar miljoenen onschuldige mensen zijn en worden onderdrukt en letterlijk geen kant op kunnen. Die mensen krijgen er nu nog een emotionele klap bij, zelfs meer dan dat. Bij de algemene beschouwingen heb ik al namens de Nederlandse regering in het eerste statement na de eerste ronde van 10-minutenbijdragen actief naar voren gebracht, dat wij alles moeten doen om de humanitaire bijdrage te leveren. De Europese Unie is daar ook actief in. 

In de brief met bijlagen aan de Kamer van hedenmorgen staat daar een groot aantal opmerkingen over, natuurlijk allemaal gerelateerd aan de problematiek van de opvang in de regio. De heer Melkert heeft nog gesproken over de kwestie van de Europese ontheemdenregeling. Al die zaken hangen daarmee samen. 

Welnu, deze humanitaire component heeft een eigenstandig hoog intrinsiek gewicht, naast alle andere componenten van de gebundelde internationale aanpak die thans nodig is. Daar levert Nederland zijn bijdrage aan. Wij zullen proberen om dat met kracht voort te zetten en anderen daarvoor te enthousiasmeren. Het is namelijk echt dringend noodzakelijk en hoog urgent. 

De heer Rosenmöller (GroenLinks): Ik ben het volkomen eens met de minister-president, als hij het heeft over de miljoenen Afghanen die de dupe zijn van een afschuwelijk regime en als hij zegt dat er sprake is van verwevenheid tussen de hoofdverdachte van de aanslag in september en het regime. Die verwevenheid blijkt vast te staan. Toch vraag ik naar een onderdeel van de doelen. Zo heb ik de regering gevraagd in hoeverre uit de militaire activiteiten van de afgelopen 48 uur zou moeten worden afgeleid dat er toch sprake is van een niet expliciet gecommuniceerd doel, namelijk het omver werpen van het Taliban-regime. 

Minister Kok: Daar gaat de minister zeker op in. 

De heer Marijnissen (SP): Ik heb met betrekking tot het buitenland nog de vraag gesteld in hoeverre de Nederlandse regering mogelijkheden ziet om, hoe paradoxaal het ook klinkt, de rampzalige gebeurtenissen van 11 september jl. tot een momentum te creë ren als gevolg waarvan de voedingsbodem waarop dit soort terrorisme kan gedijen, op de politieke agenda komt en tot iets leidt. 

Minister Kok: Aan het slot van mijn betoog kom ik daar even op terug, als het gaat om het motto dat wij er samen voor staan. Dat heeft niet alleen een binnenlandse, maar ook een internationale component. Wij staan dus samen voor onder andere armoedebestrijding en handhaving van de rechtsorde. Ik neem aan dat niemand aan onrechtvaardigheid op wereldschaal de rechtvaardiging wil ontlenen om deze terreurdaden goed te praten. Dat heb ik u overigens ook niet horen zeggen. 

De heer Marijnissen (SP): Dit is een terechte opmerking van de minister-president. Ik heb mijn woorden ook erg zorgvuldig gekozen: tegenstellin-gen in de wereld en grote frustratie kunnen een klimaat creë ren waarin frustratie en haat kunnen gedijen, waar terroristen op hun beurt misbruik van maken. 

Minister Kok: Het kan nimmer een rechtvaardiging voor geweld zijn. 

De heer Marijnissen (SP): U komt er dus nog op terug? 

Minister Kok: Ja, ik kom er in algemene zin kort op terug. Nu wijd ik er geen grote beschouwing aan. Als ik er onvoldoende op terugkom, zal de minister voor Ontwikkelingssa-menwerking mij aanvullen in haar antwoord.

voorzitter. Ik kom te spreken over veiligheid en terrorismebestrijding binnenslands. Vele geachte afgevaardigden hebben opmerkingen gemaakt over het actieplan inzake terrorisme en veiligheid, dat door een ministerië le stuurgroep is voorbereid. Dit plan is afgelopen vrijdag door het kabinet geaccordeerd. Ik begrijp heel goed dat de Kamer thans nog niet de gelegen-heid heeft om dat actieplan te behandelen, maar ik hoop wel dat de Kamer daarvoor snel een procedure ontwikkelt. Het kabinet moet zelf nog een invuloefening doen. Bij de eerste schatting dachten wij dat er een bedrag van 150 tot 200 mln gulden voor nodig was. Zoals door het kabinet is aangegeven in de brief aan de Kamer, zullen wij in de komende twee weken de verschillende posten en onderdelen precies invullen, zodat de Kamer weet welk gewicht wordt gegeven aan de accenten van veiligheid en terrorismebestrijding. Misschien kan de voorbereiding van de beoordeling door de Kamer een beetje parallel lopen met de oefening die het kabinet nog moet volbren-gen, maar dat laten wij uiteraard aan de Kamer over. Er is het kabinet veel aan gelegen om hierin het nodige tempo te maken. Alles wat binnen het actieplan snel kan, zal ook snel in beweging komen. Het geld ervoor wordt immers gefourneerd. Sommige zaken hebben meer tijd van voorbereiding nodig. 

Ik heb alvast heel goede nota genomen van een tiental punten die door de Kamer naar voren zijn gebracht in deze eerste behandeling. Ik noem de aandacht voor biologi-sche en chemische wapens, het lidmaatschap van terroristische organisaties, wat in belangrijke mate tegen dit actieplan aanleunt, vragen die verband houden met de beveiliging van de luchthaven Schiphol en opmerkingen van de CDA-fractie in verband met de veiligheidsvraagstukken over de structuur in de wijze waarop het kabinet werkt. Ik heb tijdens de algemene beschouwingen tot de voorganger van de heer Balkenende gezegd dat de wijze waarop het kabinet thans werkt al in hoge mate daarop lijkt. Wij zullen daarbij zeker ook de nodige ervaring opdoen. Er is gesproken over de recherche. Er is ook gevraagd naar de intensivering van de werkzaamheden van veiligheidsdiensten en de samenwer-king in Europees verband. Er is gezegd dat er hier en daar misschien risico’s zijn dat de ’’gewone’’ veiligheid zou moeten lijden onder nieuwe prioriteiten of nieuwe accenten. Al die punten kunnen wij bij de behandeling van dit actieplan met de Kamer wisselen. Ik wil in algemene zin nog drie opmerkingen maken. 

Als wij er nu inderdaad een aanpak bovenop zetten vanwege de nieuw ontstane omstandigheden na 11 september, dan moet en zal er een zwaarder accent worden gegeven aan een aantal belangrijke beleidsterreinen. Ik zou het zeer betreuren als daardoor de indruk ontstaat en ook wordt verwoord: dit is eigenlijk het beste bewijs dat zij dat tot nu toe niet zo serieus namen. Dat geldt voor de inlichtingendien-sten en al die andere zaken. Heel veel gebeurde bestens qua beschik-bare financië le middelen, beschik-bare menskracht, inzet en aanpak. De omstandigheden na 11 september geven ons aanleiding, vanwege de schok waarmee wij met die nieuwe werkelijkheid zijn geconfronteerd – wij kunnen niet ontkennen dat het bij menigeen zo heeft gewerkt – om nu op de kortst mogelijke termijn een aantal accenten daar bovenop te plaatsen. Dat komt niet in mindering op de aandacht die al aan veiligheid werd besteed. Ik zal u niet vermoeien met cijfermateriaal. Ik wijs op de groei van reë le uitgaven op het punt van de veiligheid, uitbreiding van de menskracht bij de politie in het kader van ’’blauw op straat’’ en dergelijke. Daar werd en wordt het nodige gedaan, maar een extra inspanning is gerechtvaardigd als gevolg van nieuwe feiten en omstandigheden. 

Er is slechts zijdelings door enkelen gesproken over de luchthaven Schiphol. Het zou dan ook niet correct zijn dat ik er een heel betoog over houd. Wij laten natuurlijk geen gras groeien, ook niet na het afgelopen weekend, over nieuwe publiciteit over oneffenheden of onregelmatigheden die daar wellicht vanuit de lijn zijn geconstateerd. Wij hebben heel veel activiteiten ingezet onmiddellijk over het weekend heen met de betrokken ministers van Justitie, Defensie en Verkeer en Waterstaat en met Schiphol om alle kritiekpunten die uit het veld en soms ook uit het eigen apparaat van de marechaussee komen tegen het licht te houden en van de goede antwoorden te voorzien. Wat mij betreft gaat het niet om bezwerings- formules; daar doen wij niet aan mee. Wij houden alles tegen het licht. Waar mogelijk zullen wij u aanvullende informatie geven, ook ten behoeve van het plan Veiligheid en terrorisme, over dit onderwerp. Ik heb er geleidelijk aan genoeg van dat wij op alle mogelijke momenten, ook via anonieme bronnen, met commentaren en kritiekpunten worden geconfronteerd. Ik zeg daarmee niet dat kritiek niet is toegestaan, maar je bent weerloos als dat anoniem gebeurt. Het lek moet dus boven water komen. Wij zullen wat dit betreft geen vermijd-bare risico’s mogen lopen. Ik houd staande dat de kwaliteit van de veiligheid op Schiphol, ook volgens objectieve internationale waarnemin-gen, de toets der internationale kritiek door de bank genomen zeer goed kan doorstaan. Wij hebben ook materiaal dat dit laat zien. 

Dan kom ik op Europa. Molens malen soms langzaam, maar wij zullen de komende maanden voluit moeten benutten om in Europees verband afspraken te maken, tussen de ministers van Binnenlandse Zaken, maar ook tussen de ministers van Justitie, over een betere afstemming van gezamenlijke definities en werkwijzen. Het betreft niet alleen het praktische werk van diensten. Het gaat ook om de vraag hoe terrorisme wordt gedefinieerd in het nationaal strafrecht. Soms is er helemaal nog geen sprake van definities. In andere gevallen is dat wel het geval, maar sluiten ze onvoldoende op elkaar aan. Als wij in Europa een vuist willen maken tegen de dreiging van terrorisme, als wij de bestrijding daarvan beter willen aanpakken, dan zullen wij tot uniformering moeten komen. Iedereen begrijpt dat die uniforme-ring niet altijd helemaal langs de snit van het Nederlandse model kan plaatsvinden. Dat geldt ook voor het aanhoudingsbevel, gerelateerd aan terrorisme. Ik zeg dat nu, want het gaat om een belangrijke materie, waarbij snel spanning ontstaat tussen het koesteren van het eigene, ook de eigen definities en regelin-gen, en de wens en noodzaak in Europees verband tot een vormge-ving te komen die hout snijdt en waar wij met kracht invulling aan kunnen geven. 

De heer Melkert (PvdA): voorzitter. Ik onderschrijf het gestelde door de minister-president, maar mogen wij op dit punt een nadere uitwerking van de regering verwachten? Het ligt dicht aan tegen het pakket dat wij hebben gekregen, maar het zit er nog niet in. Dat moet dus een vervolg krijgen. 

Minister Kok: Ja, voor een deel is het aanpalend aan het pakket. Dat gebeurt bij de voorbereiding van de Europese raden – sorry, niet de Europese raden, maar de Europese vakraden – zoals de JBZ-raad. In de loop van de komende maanden zullen diverse JBZ-raden worden gehouden. De Europese Raad – sorry, de Algemene Raad; een freudiaanse verspreking – coördi-neert dat geheel, ook als het gaat om het Europese vlak. De EcoFin-ministers zijn actief bij de financie-ringsstromen die terrorisme mogelijk maken. De Kamer wordt daar in de loop van de komende weken over gei¨nformeerd, ook bij de behande-ling van de agenda’s voor de Europese vakraden. In de informatie wordt ook ingegaan op de voortgang van het denken en handelen. Op dit punt geeft het actieplan de contou-ren. De invulling op de onderdelen die ik zojuist noemde, zal plaatsvin-den via de besluiten van de ministerraad, ter voorbereiding van de vakraden. Wat de JBZ-raad betreft wordt een en ander begin december afgerond. 

De heer Melkert (PvdA): Ik heb altijd al gedacht dat er een aparte coördinerende instantie in Europees verband nodig zou zijn. De woorden van de minister-president bevestigen die indruk. Ik weet nog niet zeker of de Nederlandse kant van het verbieden van de aanwezigheid van en het lidmaatschap van terroristische organisaties daarmee is gedekt. Ik denk van niet. Dat vereist dus een aparte bijdrage van de regering in de richting van de Kamer. 

Minister Kok: Ja, wij zullen aan de hand van de hier gemaakte opmerkingen in de stuurgroep en daarna in de ministerraad over een aantal van dit soort punten spreken. Voor het overige wordt het Europese paneel verder opgevuld aan de hand van de voortgangsbesprekingen in de vakraden en bij de voorbereiding daarvan. Beide zaken zullen dus gebeuren. Over eventuele aanvul-lende punten op het actieplan krijgt de Kamer aanvullende informatie. 

Dan iets over de binnenlandse verhoudingen. Wij moeten zuinig zijn op onze multiculturele samenleving De gebeurtenissen van 11 september jl. hebben heel veel emoties losgemaakt bij Nederlanders en medelanders. Daar moeten wij zorgvuldig mee omgaan. Het is heel belangrijk, zeker in moeilijker tijden, het behoud en de versterking van de sociale samenhang voorop te zetten. De regering zet zich daar met kracht voor in. Ik heb voor het belang daarvan met een aantal gerichte bezoeken aandacht gevraagd. Ik probeer daarbij zoveel mogelijk een vorm te kiezen – dat geldt uiteraard ook voor minister Van Boxtel en de andere leden van het kabinet – waarbij niet naar bepaalde groepen minderheden wordt gekeken. Wij proberen ons zoveel mogelijk in gesprek te brengen met geledingen van onze samenleving die gespreid zijn samengesteld. Dat is belangrijk. Daarnaast zijn er natuurlijk ook regelmatige contacten met vertegen-woordigers van de moslim-gemeenschap en organisaties van minderheden. Zo vindt er morgen een rondetafelgesprek plaats tussen minister Van Boxtel en Vluchtelingen-Organisaties Nederland over met name gevoelens die leven onder etnische medeburgers van onder meer Afghaanse herkomst. 

De aanslagen in de VS waren een aanval op ook onze waarden – ik zeg dat met de heer Balkenende en anderen – en onze democratische beginselen die ons allen in democra-tische landen verbinden. De gevolgen zijn ook hier voelbaar. Wij zullen er alles aan moeten doen om te voorkomen dat er spanningen ontstaan tussen groepen in de samenleving. Iedereen heeft recht op een eigen mening. Iedereen moet ook weten dat hier de wetten moeten worden gerespecteerd. Daarnaast is respect voor elkaar, voor elkaars waardigheid en leven van het grootst mogelijke belang; dit staat boven iedere discussie. In de internationale verhoudingen van nu maar ook in onze Nederlandse samenleving staat geloof niet tegenover geloof en staat cultuur niet tegenover cultuur. Menselijke waardigheid zal het blijven winnen van onmenselijk gedrag. Nederland is gelukkig een land dat zich kenmerkt door tolerantie en gemeenschapszin. Daarin moeten wij juist nu blijven investeren door bruggen te bouwen, met elkaar te praten en elkaar te begrijpen. Het is allemaal meer nodig dan ooit. 

In zekere zin geldt dat ook voor de globale schaal. We spreken nu over de situatie dicht bij huis, in de kleine woongemeenschappen die zeer geschakeerd van samenstelling zijn. Internationaal hebben we elkaar echter ook meer nodig dan ooit. Dit was een thema tijdens de algemene politieke beschouwingen en wij zullen het blijven activeren. Er is namelijk thans een krachtige aansporing om met elkaar de schouders te zetten onder het versterken van de internationale rechtsorde en het verbeteren van de omstandigheden ten aanzien van stabiliteit en vrede. Daarbij is Midden-Oostenproblematiek genoemd. Het evenwicht in de Balkan blijft buitengewoon broos. Verder zijn er ook de problemen die verband houden met ontwikkeling en armoede. Over enkele weken is er weer een wereldhandelsronde. Daarbij lijkt het om economische belangen te gaan, maar in de kern gaat het om de vraag of arme landen met geringe afzetmogelijkheden een faire kans krijgen bij de toegang tot onze markten, ook tot de markten in Europa. De VS weten en voelen zich ook aangesproken op de noodzaak van een multilaterale opstelling en op het gezamenlijk verantwoordelijk-heid nemen voor het bredere pakket en voor de bredere agenda. Dit geldt nu wellicht meer – ik weet dat dit buitengewoon cynisch klinkt – dan voor 11 september het geval was. In deze opstelling past het wegnemen van haarden van armoede en van achterstelling volledig, zonder dat wij ook maar een grammetje zouden willen bijdragen aan de idee dat al die verschijnselen van achterstelling en armoede een rechtvaardiging zouden mogen zijn voor het hanteren van geweldsmiddelen en voor terreurdaden. Deze middelen mogen door niemand worden gehanteerd. Dit staat dus los van elkaar, maar het is wel een opgave om samen te werken aan een rechtsorde, aan stabiele wereldverhoudingen, aan welvaartsontwikkeling, aan perspec-tieven en aan democratie. Dit is meer dan ooit een opgave voor ons allen vanuit de waarden die wij gezamen-lijk vertegenwoordigen. 

voorzitter. Ik sluit hiermee af in de wetenschap dat de collega’s mijn woorden in eerste termijn nog van de nodige aanvullingen zullen voorzien. 

 


Updated, zondag 26 januari 2003
Today is The Day...

...AP Online
 

(Colofon)
hosted by
Hosted by XS4ALL

Go to The Top

© Layout 

mailto:

The Amsterdam Post

The Amsterdam Post

Only Words
Only Wordy
Only Worthy
Free