Afghanistan debat Tweede Kamer
Vergaderjaar 2001-2002
dinsdag 9 oktober 2001
Bijdrage van de heer Van Middelkoop (Kamerlid ChristenUnie), plus interrupties
De heer Van Middelkoop (Christen-Unie): Mevrouw de voorzitter. Jongstleden zondagavond is er weliswaar geen wereldoorlog uitgebroken, maar wel een verdedi-gingsoorlog waarbij grote delen van de wereld direct of indirect partij zijn. In een eerste reactie daarop sprak ik over een noodzakelijk maar bang avontuur. Het is aardig dat de heer De Graaf mij citeerde, maar ik hecht aan het toevoegen van het woord noodzakelijk. Het was niet alleen een bang avontuur.
De Amerikaanse president heeft vanaf 11 september een bewonde-renswaardige zelfbeheersing getoond. Het Taliban-regime is de tijd gegeven om tot een juist inzicht te komen. Er is een coalitie gesmeed die even breed als vermoedelijk kwetsbaar is en nu is president Bush tot de daad overgegaan.
Over de rechtmatigheid van zijn zaak lijkt geen twijfel mogelijk. Echter ook de uitvoering daarvan dient te blijven binnen de perken van de moraliteit van het oorlogsrecht. Ik merkte al eerder op dat de weg naar Bin Laden niet bezaaid mag zijn met lichamen van onschuldige Afghanen. Daarom is het niet alleen praktisch verstandig om de bombardementen gepaard te laten gaan met humani-taire hulpverlening, maar ook een blijk van beschaving.
Na de val van de Muur in 1989 is ons nauwelijks rust en zeker geen wereldvrede gegund. Wij zijn inmiddels onze gang gegaan van Koeweit, via Bosnië en Kosovo, naar Afghanistan. Het is daarbij een versimpeling van de feiten om te wijzen op een botsing van godsdien-stige en culturele beschavingen. Dat kan de blik vertroebelen. Men kan verontwaardigd zijn over al die extremisten die onder het aanroepen van Allah haat zaaien, maar laat er ook ruimte zijn voor compassie met de volksmassa’s die worden opgeruid en misleid in landen met nauwelijks vrije meningsuiting. Onze terughoudendheid gaat
weer te ver als wij in een soort kramp de factor van de conflicterende godsdiensten en levensbeschouwingen geheel buiten de analyse houden. Zij vormen het nieuwe decor, maar onze eerste loyaliteit is die aan het recht.
Om redenen van politieke en rechtsstatelijke integriteit vraag ik de regering daarom wat naar haar oordeel de gronden zijn die niet alleen de jacht op Bin Laden rechtvaardigen, maar ook de kennelijke opzet om het Taliban-regime ten val te brengen. Is het ook de mening van de Nederlandse regering dat de Afghaanse oppositie gesteund mag worden in haar streven om de macht in Kabul over te nemen? Heeft zij een oordeel over die oppositie? Ik voeg daaraan toe dat een verbreding van de operatie tot andere landen, zoals Irak, onzes inziens buiten de legitimatie valt die tot op heden is gegeven
door en aan de Verenigde Staten. Is de regering iets bekend over een Amerikaanse optie van een veel breder front? Ik zal deze vraag specificeren. Het netwerk van Bin Laden, waaronder trainingskampen, bevindt zich voorzover ik weet niet alleen in Afghanistan. Moet en mag daarom rekening worden gehouden met gerichte militaire acties, ook buiten het grondgebied van Afghanistan?
voorzitter. Gehoopt en gebeden mag worden dat deze operatie een kortstondige zal zijn. Zo niet, dan zal de schade wel eens groter kunnen zijn dan die van 11 september. Het is onze diepste overtuiging dat niets van dit alles buiten God om gaat, maar die naam wordt dezer dagen zo vaak misbruikt dat het pijn doet en ons daarom stil doet zijn. De versnelling van de geschiedenis der dingen lijkt de laatste tien jaar te worden opgevoerd en doet verlangen naar de nieuwe wereld die wordt beschreven in het laatste Bijbelboek. In die wereld zijn alle tranen van de ogen van mensen gewist. Dat
verlangen neemt onze verantwoordelijkheid in het heden niet weg. Integendeel, wij moeten nu onder ogen zien dat wij terecht kunnen komen in een wereld waarin de angst regeert. Angst voor destabilisering van het Midden-Oosten, angst voor oplaaiend extremisme in vele delen van de wereld, angst voor terrorisme ver en dichtbij en angst voor de vreemdheid van de ander.
De Amerikaanse president sprak over een langetermijncampagne. Is de regering het met mij eens dat deze campagne in aard en omvang gerelateerd moet blijven aan de vergelding van de daden van 11 september? Daarna is het de algemene opdracht aan de wereld-gemeenschap om al dan niet in VN-verband het terrorisme als zodanig te bestrijden. Mijn fractie spreekt graag haar waardering uit voor de vastberadenheid waarmee de Nederlandse regering tot op heden haar bereidheid heeft verwoord om steun te geven aan deze strijd tegen het terrorisme. Ik laat het graag aan anderen over om de vraag of de
Nederlandse regering zondag een uur te vroeg of te laat is ingelicht, een belangrijke te achten. De positie van Nederland is duidelijk. Zo nodig kan legitiem een beroep op ons worden gedaan. Op ons rust het bondgenootschappelijke recht om een dergelijk beroep zo goed als mogelijk te honoreren. De Kamer dient daarbij rekening te houden met de mogelijkheid dat zij pas achteraf wordt ingelicht. Wij moeten ons ook realiseren dat wij dan weinig ruimte hebben om andere inzichten tot gelding te brengen. Dat is de stand van zaken.
Vooralsnog staat Nederland niet veel meer te doen dan actief wachten. Het is goed dat de regering alert wil zijn op mogelijk terrorisme binnen onze grenzen. De eerlijkheid gebiedt te erkennen dat onze samenleving zeer kwetsbaar is en dat derhalve volledige veiligheid een illusie is. Wij hebben waardering voor de manier waarop de minister-president zondagavond namens de regering uitdrukking gaf aan de ernst van de situatie en de Nederlandse betrokkenheid. Op zo’n moment moet je er staan en dat deed hij. Wij hebben ook waardering voor de inspanningen om een verwijdering in Nederland tussen
moslims en andere bevolkingsgroepen te voorkomen. Die aandacht blijft nodig, want ons bereiken reeds berichten dat er gebouwen van Amerikaanse christenen in Nederland beklad en beschadigd zijn.
voorzitter. Laten wij ook niet de vele duizenden Afghanen vergeten die in ons land onder ons verblijven en ook dit nog eens moeten meemaken en verwerken. Extern kunnen er wellicht activiteiten worden ontplooid. Zo is het goed dat de Europese Unie ook humanitair bijspringt in Afghanistan. Ik neem aan dat eventuele andere verzoeken van UNHCR op een welwillende ontvangst mogen rekenen.
De minister van Buitenlandse Zaken wees vorige week op de aanvullende politieke rol die Europa kan en moet spelen in het conflict tussen Israë l en de Palestijnen. Dat vergt creativiteit; dat realiseren wij ons. Ziet hij mogelijkheden voor initiatieven?
Het land buiten Afghanistan waar op dit moment grote zorg over bestaat, is Pakistan. Vanmorgen las ik in een krant dat moslimleiders in dat land een fatwa, een religieuze wet, hebben uitgevaardigd met als strekking dat er voor elke moslim die omkomt twee christenen moeten worden vermoord. Het is schokkend, dat te vernemen. Wil de minister van Buitenlandse Zaken de Pakistaanse ambassadeur ontbieden om hierover zijn ernstige verontrusting kenbaar te maken?
Ook wil ik onze zorg verwoorden over het lot van Duitse en andere hulpverleners en hun Afghaanse collega’s die al geruime tijd in Afghanistan worden vastgehouden. Laten wij hen niet vergeten. Zij mogen geen slachtoffer worden van een conflict waar zij buiten staan.
Dit is wat ons betreft niet het moment om uitvoerig te spreken over een aanscherping van ons Wetboek van Strafrecht met bepalingen tegen terroristische organisaties. Dat kan later wel. Wel vraag ik de regering, te bezien of er extra inspanningen, bijvoorbeeld een later te houden internationale conferentie, mogelijk zijn om het delict terrorisme toe te voegen aan een statuut van het Internationaal Strafhof. Dan komt er later wellicht ook een moment dat wij de Amerikanen kunnen vragen, mee te tekenen.
Ten slotte vraag ik, voorzover dat nog nodig is, de aandacht van de regering voor de mogelijke risico’s voor Nederlandse burgers in bepaalde landen. Ik denk aan Indonesië , maar ook landen van de Arabische wereld behoeven onze aandacht. Is er in beginsel een organisatie en materieel beschikbaar voor evacuaties?
|