Afghanistan debat Tweede Kamer
Vergaderjaar 2001-2002
dinsdag 9 oktober 2001
Bijdrage van de heer Melkert (Kamerlid PvdA), plus interrupties
De heer Melkert (PvdA): Mevrouw
de voorzitter. De zondagavond
begonnen militaire acties zijn
onvermijdelijk en gerechtvaardigd als
reactie op de afschuwelijke aansla-gen
van 11 september. Ze zijn niet
op het Afghaanse volk gericht maar
beogen bij te dragen aan het
droogleggen van de bron van het
terrorisme vanuit Afghanistan. Deze
stap kon en mocht niet lang
uitblijven. Inzet van militaire
middelen is nooit normaal. Mits
gelegitimeerd is militaire actie een
laatste stap op een ladder van elkaar
overtreffende maatregelen of een
eerste stap vanuit het recht op
zelfverdediging gericht op deë scala-tie
en het terugbrengen van
gerechtigheid. De NAVO-lidstaten
waaronder Nederland hebben na de
afschuwelijke aanslagen van 11
september geen misverstand laten
bestaan over de toepasselijkheid van
het recht op zelfverdediging
tegenover de daders van de
aanslagen door de Verenigde Staten
en de alliantie als geheel. Dit recht is
ook door de secretaris-generaal van
de VN onderstreept en ontmoet in de
Veiligheidsraad geen obstakels. Dat
is van groot belang voor het
handhaven van een brede coalitie
achter de acties, zeker nu geen
onderscheid kan worden gemaakt
tussen de terroristen behorend tot
Al-Qaeda en het Taliban-regime om
aan de door de Verenigde Staten
gestelde drie eisen te voldoen. De
PvdA wil benadrukken dat alles in
het werk moet worden gesteld om
dit draagvlak in stand te houden
voor essentië le vervolgfasen. Een essentiële vervolgfase is het
organiseren van voldoende
betrokkenheid van landen in de
regio, in het bijzonder Pakistan en
Rusland en wellicht andere, bij de
vormgeving van de politieke fase die
zal intreden wanneer het Taliban-regime
moet wijken.
In veel Amerikaanse uitingen
wordt nogal wat aandacht gegeven
aan de rol van de zogeheten
Noordelijk alliantie. Het zou een
onderschatting van de complexiteit
van de situatie in en rond Afghanistan
zijn indien alle kaarten uitsluitend
hierop worden gezet. Wil de regering
zich inzetten voor een zo actief
mogelijke rol van de VN in een
hopelijk spoedig te bereiken
vervolgfase? In dat verband is het
goed dat de EU-trojka ook stappen
heeft ondernomen, waaraan in de
brief wordt gerefereerd. Ook in de
richting van de VN wordt vanuit
EU-lidstaten gehandeld. Bondskanse-lier Schröder zal binnenkort de heer
Annan ontmoeten. De vraag doet
zich voor, ook kijkend naar de
wenselijkheid en noodzaak van coördinatie in EU-verband of de
Bondskanselier of eventueel anderen
daar zullen spreken, op z’n minst na
consultatie van overige EU-partners
om te voorkomen dat ieder zijns
weegs gaat.
Een tweede vervolg dat moet
worden voorbereid betreft het
internationaal strafrecht. Bij de
uitdrukkelijke doelstelling dat de
leiders van Al-Qaeda zullen worden
overgedragen past het anticiperen op
hun berechting daarna. Ook hier zou
het het meest voor de hand liggen
van de kant van de VN tot initiatie-ven
te komen. Wat is hierover de
opvatting van de regering? In dit
verband wil ik nog eens onderstre-pen
hoezeer een snelle totstandkoming
van het Internationaal Strafhof
zou kunnen bijdragen aan verster-king
van het vertrouwen bij veel
mensen dat de internationale
gemeenschap niet machteloos staat
ten opzichte van geweld en
schending van mensenrechten. Wij
weten natuurlijk dat de bevoegdheid
van het Hof zich niet zal kunnen
uitstrekken tot misdaden, begaan
voorafgaand aan de start van zijn
werkzaamheden, maar zou het niet
op de weg liggen van ons land, nu
wel internationaal een verkenning te
openen van uitbreiding van de
bevoegdheid van het Strafhof tot
daden van internationaal terrorisme?
Ik sprak over draagvlak. Ik ben
ervan overtuigd dat verreweg de
meeste Nederlanders, autochtoon en allochtoon, achter de huidige aanpak staan. Maar het is een kritisch draagvlak, zoals altijd geldt voor een volk dat zich historisch verbonden voelt met de internationale rechts-orde. Dat draagvlak rust op het vertrouwen dat voldoende aandacht wordt gegeven aan de omstandigheden waaronder onvermijdelijke militaire acties worden uitgevoerd. Daarbij noem ik in de allereerste plaats de compassie met de miljoenen vluchtelingen die Afghanistan al hadden of nog zullen verlaten en met slachtoffers die onverhoopt zullen vallen. Ik denk hierbij ook aan de
VN-medewerkers die al gevallen zijn, zoals wij weten.
Wij zijn het eens met de regering dat al veel is gedaan, maar de verantwoordelijkheid weegt nu nog veel zwaarder om alles in het werk te stellen om voor de vluchtelingen tot een humane opvang te komen. Verondersteld mag worden dat de nu afgeworpen pakketten qua bereik lang niet opwegen tegen het verlies aan directe hulpverleningsmogelijk-heden in het land zelf.
Daarnaast gaat het niet alleen om geld. De PvdA is uitermate veront-rust over het uitblijven van een duidelijke verantwoordelijkheids-verdeling inzake de opvang in de regio, in het bijzonder met betrekking tot de rol van UNHCR. Wij verwach-ten van de regering initiatieven in Europees verband. Neem het voorbeeld van Pakistan en Iran. Er wordt wel verwezen naar hun bereidheid om mee te delen in de opvang van vluchtelingen, maar intussen lijkt het erop dat de grenzen van deze landen gesloten zijn. De vraag dringt zich dus op hoe in het bijzonder de Europese Unie, misschien nog wel meer dan de
Verenigde Staten, hierin een beslissende rol zou kunnen spelen om tot een redelijke opvang, gegeven de omstandigheden, te komen.
In Europees verband zal het ook nodig zijn, overeenstemming te vinden over de wijze waarop gevolg zal worden gegeven aan de richtlijn inzake de opvang van ontheemden die nu voorligt bij de lidstaten. Als er ooit een moment is geweest om tot een Europese afstemming te komen dan is het nu. Wil de regering dit aan de orde stellen?
Draagvlak is ook nauw verbonden met helderheid over de gestelde doelen en de reikwijdte van de operatie. Daarover wordt dubbelzin- nig gesproken door de Amerikaanse en Britse regeringen in verschillende bewoordingen. Dat heeft misschien te maken met de opvallend volgende rol van de NAVO-raad. Wat is de opvatting van de regering over die rol? Is er sprake of zou er sprake moeten zijn van een reë le coördina-tie op het niveau van de NAVO? In de toespraak van president Bush van afgelopen zondag werd een speciale categorie van landen genoemd: Duitsland, Frankrijk en Canada naast Australië . Inmiddels zou er ook sprake zijn van een Canadees militair aanbod, in mijn woorden. Secretaris-generaal Robertson heeft gezegd: The alliance itself will continue to provide militairy and other supports to consult on the implications for its security and to take whatever defensive measures are necessary. Hoe moeten wij deze rol verstaan? Hoe moeten in dit verband de uitspraak van de minister-president en de iets andere formulering in de brief die wij hebben ontvangen, worden gezien over mogelijke Nederlandse bereidheid om bij te dragen aan wat ik versta onder de militaire kant
van de operatie, uiteraard naast datgene wat in de brief is aangekondigd over verschuivingen in NAVO-verband in het kader van de zogenaamde backfilling?
Draagvlak voor het voortduren van militaire acties vereist in een democratie de bereidheid tot aan de rand te gaan van de beperkingen die altijd aan de informatievoorziening zullen zijn gesteld, zeker als bij herhaling wordt uitgesproken dat het zal gaan om een langdurige inspanning. De Nederlandse regering zegt dat ook, en terecht. Zo bezien heeft de Britse regering dit goed begrepen. Ook hier is de vraag waarom niet de NAVO hierin het voortouw zou kunnen hebben of behoren te hebben. Onnodig naar binnen gekeerde communicatie kan onnodig tegendraadse reacties tot gevolg hebben.
Draagvlak is ten slotte een vereiste om in ons eigen land voortdurend met en naar elkaar duidelijk te maken dat de motieven zuiver zijn, niet gericht tegen het Afghaanse volk of de islam. Daarbij mag niet vergeten worden dat ook de zwijgende meerderheid in moslim-landen voortdurend op de hoogte moet worden gebracht van de doelstellingen van de acties. Dat zou ook kunnen door daadwerkelijk gevolg te geven aan de oproep van Blair om tot een internationale humanitaire coalitie te komen.
Mevrouw de voorzitter. In eigen land volgen veel mensen bezorgd de gebeurtenissen. Zij vragen zich ook af hoe het hier zit en begrijpen om die reden de Nederlandse steun aan de internationale acties. Het kabinet heeft voortvarend een eerste inventarisatie gemaakt van maatregelen om mogelijkheden van terreur in Nederland beter te bestrijden. Het is van groot belang, deze aanpak zeer spoedig grondig in de Kamer verder te bespreken. Op korte termijn zijn er drie punten die nog meer aandacht vragen dan ze nu krijgen.
Ten eerste de noodzaak om betere informatie te verzamelen over het risico van het gebruik van biologi-sche of chemische wapens – ik verwijs ook naar de vragen die daarover door mijn collega’s Koenders en Oudkerk zijn gesteld –, ten tweede de verkenning van de wijze waarop de aanwezigheid en het lidmaatschap van terroristische organisaties kunnen worden verboden en ten derde de organisatie van en het toezicht op de veiligheid op de luchthaven Schiphol.
Ik rond af. De confrontatie met terrorisme is permanent zolang belangrijke krachten in de wereld zich niet gebonden achten aan de verdediging van een duurzame rechtsorde. Op alle niveaus zullen wij de dreiging het hoofd moeten bieden, moeten verminderen en ten slotte moeten uitbannen. De militaire acties van nu zijn daarvan onderdeel, maar niet de enige drager en zeker niet het laatste woord. Het laatste woord ligt in de kracht van de internationale rechtsorde, waar wij voor staan. De weg is lang, de opgave zwaar, maar de kans van slagen geen utopie.
De heer Marijnissen (SP): voorzitter. Vandaag is bekend geworden dat de Verenigde Staten althans tegenover de Verenigde Naties niet expliciet de vraag willen beantwoorden of er nog meer landen bij deze oorlog betrokken zullen worden. Met andere woorden: of de VS nog meer landen zullen aanvallen. Volgt de heer Melkert de VS hierin? Hoe schat hij het vervolg van deze aanval op Afghanistan in?
De heer Melkert (PvdA): De heer Marijnissen heeft in mijn bijdrage kunnen beluisteren dat ik over de opstelling van de VS een vraag heb gesteld aan de regering en dat ik die opstelling heb geplaatst naast de uitlatingen van de Britse regering en de noodzaak, naar mijn mening, dat in NAVO-verband een eenduidig begrip bestaat van de doelstelling van de actie die op dit moment plaatsheeft. Het lijkt mij het verstandigst dat wij eerst het antwoord van de regering hierover afwachten.
De heer Marijnissen (SP): Mag ik uit uw antwoord concluderen dat u een verdere uitbreiding van het conflict in die regio en misschien nog wel elders op de wereld niet uitsluit?
De heer Melkert (PvdA): U mag uit mijn antwoord concluderen dat ik graag het antwoord van de regering afwacht.
De heer Marijnissen (SP): In aansluiting op het eerste antwoord van heer Melkert vraag ik hem of hij kan bevestigen dat actieve Neder-landse militaire betrokkenheid naar zijn mening geclausuleerd is in die zin dat er dan ook op een effectieve en fatsoenlijke wijze consultatie van Nederland dient plaats te hebben. Hij sprak over een opmerkelijk volgzame Noord-Atlantische Raad.
De heer Melkert (PvdA): Ik begrijp de vraag niet goed.
De heer Marijnissen (SP): Ik zal mijn vraag even toelichten. Nu maken de Verenigde Staten en Engeland uit wat er gebeurt. U sprak althans over een opmerkelijk volgzame Noord-Atlantische Raad. Moet dat volgens u eerst veranderen, voordat Nederland actief betrokken kan raken in dit conflict?
De heer Melkert (PvdA): U geeft geen goede interpretatie van mijn woorden. Ik heb alleen een feitelijke constatering gemaakt, die ook heel goed kan stoelen op een inhoudelijk verantwoorde afweging. Ik heb wel vragen over de rol van de NAVO-raad, zoals die door de Nederlandse regering wordt gezien. Vanzelfsprekend kan het overwegen van een eventueel Nederlandse bijdrage niet los daarvan worden gezien. Ook daarover heb ik echter een vraag gesteld aan de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken. Het lijkt mij echt het verstandigst als wij het antwoord daarop afwachten. Daarna
ben ik graag bereid om daarover verder met u van gedach-ten te wisselen.
De heer Marijnissen (SP): Dat zullen wij dan doen.
|