Gastcollege
Minister-President Kok over het 'Europa van de Toekomst', Universiteit Leiden
woensdag 6 juni 2001
Dames
en Heren,
Ik dank de Universiteit Leiden hartelijk voor de uitnodiging hier vanmiddag te spreken.
De Europese Unie zal de komende jaren groter worden.
Veel groter.
Dertien landen zijn
thans kandidaat voor het lidmaatschap van de EU.
De toetredingsonderhandelingen met twaalf van hen zijn recentelijk een nieuwe fase
ingegaan.
Er wordt nu onderhandeld, waar nodig op politiek niveau, over complexe en soms ingrijpende
keuzes die aan beide kanten van de tafel moeten worden gemaakt.
Tegelijkertijd werkt de EU aan aanpassing van haar werkwijze en beleid, om de uitbreiding succesvol
te maken.
Alle stukken staan zodoende op het bord; de noodzakelijke openingen zijn gemaakt; het eindspel kan
beginnen.
Wij leven in een tijd
van steeds verder- en diepergaande integratie en van steeds hogere
verwachtingen die aan Europa worden gesteld.
Er is altijd wel
debat over het Quo Vadis van Europa.
Dat is nooit anders
geweest en dat is ook nodig.
Maar de aard en
reikwijdte van de discussie is ditmaal een andere.
De agenda van de Unie
kent een grote dynamiek.
Deze wordt versterkt
door het proces van de uitbreiding.
Zozeer zelfs, dat
soms de vraag wordt gesteld: houden de Europese instellingen het bij?
Houden de
beleidskaders het bij?
En vooral: houden de
mensen het bij?
Europa is voor velen
nog steeds ongrijpbaar en te veraf.
Mensen hebben vragen
over het hoe en wat van besluitvorming.
Vragen waarom iets in
Brussel en niet nationaal of subnationaal beslist wordt, of - andersom - waarom
in Brussel niet snel genoeg wordt gehandeld.
De wens om invloed te
hebben op de Europese besluitvorming groeit.
Die roep om betrokkenheid
van de burger moet serieus worden genomen.
Politici moeten
daaraan invulling blijven geven.
Immers: Brussel, dat
zijn wij zélf.
Het streven naar
eenheid en samenhang in een steeds groter wordende Unie kan en moet gepaard
gaan met behoud van diversiteit.
De natiestaat zal
vooralsnog zonder twijfel het centrum van identificatie blijven.
De impact van de
globalisering versterkt bovendien de belangstelling voor onze eigen taal en
cultuur.
De Europese
integratie heeft ons een hoge graad van vrede, stabiliteit, voorspoed en
welzijn gebracht.
Europa is nu in de
fase van de politieke Unie.
Vanaf ruim zes
maanden na nu zal de euro - als gezamenlijk betaalmiddel in twaalf lidstaten -
de Unie bovendien een zeer tastbare identiteit geven.
Europa is diep
doorgedrongen in onze samenleving, tot de kern van nationale bevoegdheden.
Zaken waar de burger
in Nederland en in andere landen werkelijk om geeft – vrede en veiligheid,
werkgelegenheid, de strijd tegen misdaad en drugscriminaliteit, een beter
milieu, voedselveiligheid en gezondheid – dat zijn onderwerpen waaraan wij in
Europa werken.
Onderwerpen die op
Europees niveau succesvol kunnen en moeten worden aangepakt.
De processen van
verbreding en verdieping die de Unie momenteel doormaakt zijn van de allergrootste
betekenis voor onze toekomst.
Het grotere en meer
diverse Europa van morgen zal democratischer moeten zijn.
Slagvaardigheid en
legitimiteit moeten verder versterkt.
Het is van het
grootst mogelijke belang dat Europese besluiten democratisch worden
gecontroleerd, en dat de burger zich herkent en thuis voelt in Europa.
Meer dan veertig jaar
lang heeft het IJzeren Gordijn ons continent verdeeld in een vrij en welvarend
Westelijk deel, en een arm en onderdrukt Oostelijk deel.
Na de val van de Berlijnse
muur in 1989 heeft de EU de hand gereikt aan het Oosten: misschien wel het
belangrijkste politiek-strategische besluit dat de Unie in haar bestaan heeft
genomen.
Op deze wijze kunnen
wij onze vrede, stabiliteit en welvaart tot de volkeren van Midden- en
Oost-Europa uitbreiden.
Nu, ruim tien jaar
later, staan wij aan de vooravond van de verwezenlijking van deze wens.
Binnen een reeks van
jaren zal Europa uitgroeien tot een Unie van ten minste 27 lidstaten.
Daarom is het goed
nog eens op een rijtje te zetten waaróm de Unie moet worden uitgebreid met
kandidaat-lidstaten.
- In de eerste plaats
omdat die landen dat zélf wensen.
Elk land met een Europese roeping, dat aan de voorwaarden
voldoet, kan lid worden.
- In de tweede plaats
omdat uitbreiding bijdraagt tot het versterken van vrede en stabiliteit
op ons continent.
Dit argument lag vijftig jaar geleden al ten grondslag aan
de besluiten tot Europese eenwording en heeft zijn waarde dubbel en dwars
bewezen.
Kijk bijvoorbeeld naar Griekenland, Spanje en Portugal:
vroeger dictaturen, nu moderne democratische landen.
Je ziet nu al de nodige hervormingen in kandidaat-lidstaten,
die direct of indirect voortkomen uit het perspectief op toetreding.
- In de derde plaats
willen we uitbreiden om de scheidslijn die bijna een halve eeuw dwars
door Europa heeft gelopen teniet te doen.
Uitbreiding van de EU is een politieke noodzaak en een
morele plicht.
Die plicht houdt in dat we als gevolg van deze uitbreiding
geen nieuwe scheidslijnen in Europa laten ontstaan.
De grotere Unie moet met al zijn buren open en intensieve
relaties onderhouden.
Hier speelt ook het parallel verlopende proces van
uitbreiding van de NAVO.
- In de vierde plaats
kan de uitbreiding voor iedereen economisch voordelig zijn.
De vergroting van de interne markt met uiteindelijk meer dan
100 miljoen mensen zorgt voor een versnelling van de economische groei,
versteviging van de concurrentiekracht en meer werk.
De economieën van de kandidaten zijn nu nog van bescheiden
kracht en omvang.
De BNP's van de twaalf toetreders samen zijn ongeveer even
groot als het BNP van Nederland alleen.
Maar de economische groei ligt er hoger dan hier, en het
potentieel is groot.
Nederland kan als exportland en als een-na-grootste
investeerder in Midden-Europa na Duitsland (met 4,7 miljard euro) bij uitstek
van deze ontwikkelingen profiteren.
-
Europa heeft straks de grootste interne markt ter wereld en
wordt daarmee een economische, monetaire en politieke wereldmacht.
Een grotere en internationaal sterkere Unie zal beter in
staat zijn om de uitdagingen van de 21ste eeuw aan te gaan: zorgen voor vrede
en veiligheid, werkgelegenheid en innovatie, de strijd tegen misdaad en
drugscriminaliteit, het beheersen van migratiestromen, de zorg voor het milieu,
voedselveiligheid en gezondheid.
In 1993 is het principe dat nieuwe landen kunnen toetreden
tot de Unie in Kopenhagen herbevestigd.
Daarbij zijn de toelatingscriteria nog eens duidelijk
aangegeven:
- De politieke eis is dat het land een
democratische rechtsstaat is, die mensenrechten eerbiedigt en minderheden
beschermt.
- De economische eis is dat het land een goed werkende markteconomie is, die de
concurrentie aankan met de andere landen van de interne Europese markt.
- De eis van regelgeving is dat
het land alle bestaande regels en wetten van de EU (acquis communautaire)
overneemt en toepast.
Juridisch
en bestuurlijk moeten ze op één lijn komen met de rest van Europa.
Nieuwe lidstaten kunnen toetreden als ze aan de
toetredingscriteria voldoen en als we het over de voorwaarden voor toetreding
eens zijn geworden.
Want de EU is geen gewone internationale organisatie.
De EU maakt beleid, wetten en regels die overal in Europa
gelden, en waar grote bedragen en belangen mee zijn gemoeid.
Het vrij verkeer van goederen, diensten, personen en
kapitaal leidt tot een competitieve interne markt.
Als nieuwe lidstaten toetreden zijn zij niet langer onze
buren; ze trekken bij ons in huis.
Een voortijdige toetreding, zonder voldoende voorbereiding,
zou derhalve grote risico's met zich brengen.
Een nieuwe lidstaat zou dan de EU beschadigen, maar bovenal
zichzelf.
Een goede balans tussen snelheid en kwaliteit is dus van
belang.
Uiteraard zijn de
kandidaat-lidstaten hier niet alleen verantwoordelijk voor.
Vandaar dat
Nederland bilateraal en in Unie-verband ondersteuning
verleent bij het
dichterbij brengen van de toetreding.
Alle
landen waarmee we onderhandelen voldoen 'in principe' aan de politieke criteria.
Dit
neemt niet weg dat er ook daar nog veel moet gebeuren.
Zeker
wat betreft het 'goede bestuur' dat in de meeste landen nog in opbouw is.
Versterking
van de bestuurlijke capaciteit en transparantie zijn daarbij trefwoorden.
De
economische eis valt uiteen in twee
delen.
Ten
eerste moet een land een goed werkende markteconomie hebben.
Ten
tweede moet een land binnen de interne Europese markt de concurrentie aan
kunnen met de andere lidstaten.
In haar rapport van november vorig jaar heeft
de Commissie een rangorde aangebracht in de economische vooruitgang in de
twaalf landen:
Bovenaan staan Cyprus en Malta; dan komen
Estland, Hongarije en Polen; zij worden gevolgd door Tsjechië en Slovenië;
daarna komen Letland, Litouwen en Slowakije; Bulgarije en Roemenië hebben beide
nog een lange weg te gaan.
De
derde eis is misschien wel de
moeilijkste.
Op
het moment van toetreden moet een land de regels en wetten van de EU hebben
ingevoerd.
We
hebben het dan over zeker 85.000 pagina's wetstekst op alle denkbare gebieden.
Daar
komen nog steeds nieuwe regels bij.
Het
overnemen van al die wetten en regels is een enorm karwei.
Deze
klus wordt er niet eenvoudiger op doordat er soms nog sprake is van oude
structuren en van mensen van de oude stempel die als gevolg van veertig jaar
autoritair bewind niet gewend zijn om initiatieven te nemen.
Nog
moeilijker is het om ervoor te zorgen dat de wetten en regels werkelijk worden toepast en nageleefd, en
dat dit behoorlijk kan worden gecontroleerd.
De
benodigde aanpassing van de nationale wetgeving kost veel tijd en geld.
Geen
wonder dat de kandidaat-lidstaten op veel terreinen hebben gevraagd om een
overgangsregeling.
Sommige
van deze verzoeken zijn voor de EU niet acceptabel.
Bijvoorbeeld
wanneer zo'n regeling de werking van de interne markt of de kwaliteit van het
bestuur in de nieuwe lidstaat nadelig beïnvloedt, of wanneer de veiligheid van
de Europese burger in het geding zou komen.
Of
wanneer het te veel geld zou kosten, voor de kandidaten of voor ons.
De
overgangsregelingen die de landen willen, zijn dus een belangrijk punt in de
onderhandelingen.
Het toenaderingsproces
tussen de EU en de toetreders is nu ruim 10 jaar bezig.
De onderhandelingen
bestonden in het begin vooral uit een uitwisseling van standpunten en het in
kaart brengen van problemen.
Inmiddels liggen de
onderhandelingen ook op het bordje van politici.
Daarmee staat het
uitbreidingsproces meer dan ooit ook in de publieke belangstelling.
Dat moet ook, want een
solide publiek draagvlak is essentieel voor succesvolle uitbreiding.
De nieuwe fase in het
uitbreidingsproces is afgelopen december ingeluid door de Europese Raad van
Nice.
We hebben daar overeenstemming
bereikt over de noodzakelijke institutionele hervormingen.
Na ratificatie van het Verdrag van
Nice – uiterlijk eind volgend jaar – is de EU gereed om nieuwe lidstaten te
verwelkomen.
Verder zijn we het eens geworden
over een concreet schema voor de afronding van de toetredingsonderhandelingen.
Deze door de Europese Commissie
opgestelde road map loopt over drie
halfjaarlijkse voorzitterschappen (Zweden, België en Spanje) en geeft aan welke
onderhandelingshoofdstukken onder welk voorzitterschap moeten worden behandeld.
Als deze road map wordt gevolgd,
kunnen de onderhandelingen met de meest gevorderde landen medio 2002 zijn
afgerond.
Ten slotte hebben we de hoop
uitgesproken dat de eerste toetredingen zullen plaatsvinden voor de volgende
verkiezingen voor het Europees Parlement in het voorjaar van 2004.
De window of opportunity voor de eerste toetredingen is daarmee nader
gepreciseerd.
Dat
wil overigens niet zeggen dat de uitbreiding met een eerste groep landen
automatisch in 2004 zal plaatsvinden.
Ik
heb goede hoop dat het gaat lukken, maar nieuwe lidstaten kunnen pas toetreden
als gebleken is dat ze aan de toetredingscriteria voldoen en als we het over de
voorwaarden voor toetreding volledig eens zijn geworden.
Voor
het noemen van een toetredingsdatum is het dan ook nog te vroeg. Evenmin kunnen
we nu al zeggen wie wanneer precies zal toetreden.
Alle
kandidaten worden individueel beoordeeld op basis van hun eigen merites.
De
onderhandelingsagenda ziet er als volgt uit:
- Het afgelopen half
jaar zijn we het eens moeten worden over onderwerpen als milieu en het vrij
verkeer van werknemers.
Dat
laatste onderwerp heeft flink in de schijnwerpers gestaan. Inmiddels zijn we
het, op verzoek van Duitsland en Oostenrijk, praktisch eens over een flexibele
overgangsregeling.
Twee
jaar na toetreding gaan de grenzen open voor werknemers uit nieuwe lidstaten.
Individuele
lidstaten mogen hun arbeidsmarkten langer dichthouden – tot vijf of uiterlijk
zeven jaar – maar hebben ook de vrijheid ze eerder open te stellen.
Nederland
kent in nogal wat sectoren grote tekorten op de arbeidsmarkt en streeft mede daarom
naar een open benadering.
Als
alles goed gaat, kunnen we volgende week in Gotenburg concluderen dat de eerste
harde noten zijn gekraakt.
De
road map ligt op schema.
- Dit najaar staan
onder meer voedselveiligheid, buitengrenzen en transport op de agenda.
Voorzitter
is dan België.
- Begin 2002 moeten
besluiten vallen over het landbouwbeleid en de structuurfondsen.
Hierbij
draait het vooral om de financiële gevolgen van de uitbreiding. In dat halfjaar
is Spanje voorzitter.
Over
de financiële kant van de uitbreiding wordt veel gezegd en geschreven.
Daarbij
doen soms aanzienlijke bedragen de ronde, bijvoorbeeld over de mogelijke
stijging van de Nederlandse nettobijdrage aan de EU.
Het
is niet altijd duidelijk op wat voor aannames en berekeningen die bedragen zijn
gebaseerd.
Het
is zeker zo dat de uitbreiding bij ongewijzigd beleid tot aanzienlijke
kostenstijgingen zou leiden.
Maar
dat beleid is nu juist volop in beweging, niet in de laatste plaats onder ook
Nederlandse druk.
Ons
land streeft naar verdere aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
en het structuurbeleid – nu samen 'goed' voor 80% van het EU-budget – waarbij
de financiële haalbaarheid ook op lange termijn overeind blijft.
Ook
los van het uitbreidingsproces is het trouwens nodig om de Europese landbouw
aan te passen.
De
klassieke invoerbescherming, interne steun en exportsubsidies moeten in
aanzienlijk tempo worden teruggebracht.
Cofinanciering,
waarbij lidstaten voor eigen rekening een deel van de weggevallen steunmaatregelen
aanvullen, hoort hierbij nadrukkelijk tot de mogelijkheden.
Ook
het structuurbeleid is aan herziening toe.
De
structuursteun aan de EU-15 kan verminderen.
Daardoor
ontstaat ruimte voor steun aan de armste nieuwe lidstaten.
Het
financiële plaatje van de uitbreiding hangt dus sterk af van de resultaten van
de toetredingsonderhandelingen en van de interne beleidsaanpassingen.
Binnen
de huidige Europese financiële kaders tot en met 2006 is voldoende geld
gereserveerd.
Uiteraard
blijft Nederland scherp letten op zijn nettobetalerspositie ten opzichte van
andere landen.
Tegelijkertijd
moeten wij beseffen dat een alomvattende kosten-batenanalyse van de uitbreiding
op veel meer onderwerpen betrekking heeft dan uitsluitend het
nettobetaalaspect.
Over
de economische kansen heb ik het al gehad.
Daar
plukken wij nu reeds volop de vruchten van.
Voor
de volledigheid zullen ook de kosten van niet-uitbreiding moeten worden
meegewogen; de risico's van destabilisatie en stagnatie in Midden- en Oost
Europa, wanneer wij onze uitgestoken hand zouden terugtrekken.
De
ervaring leert ons dat investeren in nieuwe leden zich ruimschoots terugbetaalt
in de vorm van betere kansen en grotere welvaart in heel Europa.
Wat betekent dit alles nu voor Nederland?
De uitbreiding zal
het gezicht van Europa veranderen.
- Om te beginnen zal
het nieuwe Europa aanzienlijk sterker
zijn.
Het
strekt zich straks uit van de Keltische Zee tot de Zwarte Zee, en van de
Poolcirkel tot het Midden-Oosten.
Een
continent met een half miljard inwoners, dat internationaal een vuist kan maken
en dat de problemen en uitdagingen van de 21ste eeuw gezamenlijk kan aanpakken.
Voor
een internationaal georiënteerd en exportgericht land als Nederland is dit van
het grootste belang.
- Daarnaast zal het nieuwe
Europa diverser zijn, met vele
culturen, talen, religies en tradities.
Regio's
en grensoverschrijdende verbanden en gemeenschappen zullen aan belang winnen.
Ook
sociaal-economisch worden de verschillen eerst groter.
Dat
is onvermijdelijk.
Europa
is geen eenheidsworst, maar een mozaïek.
De
Nederlandse eigenheid en cultuur raakt niet in de verdrukking, maar krijgt
juist nieuwe kansen.
- Het nieuwe Europa zal
verder integreren.
De
euro geeft de Unie een tastbare identiteit.
Europa
is op weg naar de kennismaatschappij.
Ook
op het gebied van interne veiligheid, buitenlands beleid en veiligheidsbeleid
zal de stem van Europa krachtiger klinken.
De
scheidslijnen tussen nationaal en Europees beleid zullen verder vervagen.
- Het nieuwe Europa zal
Nederland nieuwe kansen bieden:
economische mogelijkheden voor een open economie, investeringsmogelijkheden,
vrij transport door heel Europa, vrij verkeer van werknemers en een
gezamenlijke aanpak van de grensoverschrijdende problemen van deze tijd.
- De rol van Nederland in zo'n grotere Unie
zal veranderen en wordt relatief minder centraal.
Toch
zijn we geen klein land – we zijn straks een stevige middenmoter, in termen van
bevolking en zeker in termen van Bruto Nationaal Product.
Om
onze belangen veilig te stellen, moeten we vooral koersen op de kwaliteit van
onze inbreng en investeren in goede relaties.
Nederland
zal in een groter Europa nog slimmer moeten omgaan met zijn belangen.
Zodat
de EU Nederland sterker blijft maken
Het nieuwe Europa zal democratischer moeten zijn.
Slagvaardigheid en legitimiteit moeten verder worden
versterkt.
Het Verdrag van Nice zet een aantal belangrijke stappen om
de slagvaardigheid van de Unie te versterken.
Het is makkelijker gemaakt besluiten te nemen, met minder
veto's en met meer mogelijkheden voor flexibele samenwerking.
Het debat over de toekomst van de Unie is intussen verdiept
en verbreed en gaat meer over legitimiteit en democratie.
Tijdens
de Top van Laeken in België in december dit jaar zal een richtinggevende verklaring
worden opgesteld over de agenda en methode van de volgende IGC, in 2004.
Daarin
komen in elk geval de volgende vier onderwerpen aan de orde:
-
de vereenvoudiging
van de verdragen waarop de Unie is gebaseerd,
-
de status van het handvest voor
de grondrechten,
-
de bevoegdhedenverdeling tussen de Unie en de lidstaten en
-
de
rol van de nationale parlementen in de Europese architectuur.
Deze
onderwerpen kunnen niet los van elkaar worden gezien, maar vormen het
totaalverband van een zorgvuldig institutioneel evenwicht.
Wat
Nederland betreft mondt deze constitutionele ontwikkeling te zijner tijd
logischerwijze uit in een Europese Grondwet.
Vele
landen willen de agenda voor de volgende IGC nog wat verder uitbreiden.
Dat
geldt ook voor Nederland.
Zo
vinden wij het belangrijk dat de vertegenwoordiging van de EU in internationale
organen wordt gestroomlijnd.
Nederland
streeft op termijn naar één EU-zetel in de Veiligheidsraad, de G-7/G-8 en
andere organisaties.
Dit
volgt uit de logica van de ontwikkeling van het GBVB, het EVDB en de
totstandkoming van de EMU.
Elders
wordt gesproken over onderwerpen als euro-tax, een kerneuropa en nog veel meer.
Wij
zullen de plussen en minnen van de vele suggesties zonder vooringenomenheid in
kaart blijven brengen en wegen, en zo mede richting geven aan het denken
hierover.
Centraal
staat voor ons een versterking van de rol van de Europese Commissie als motor
van de Europese integratie.
Die
Commissie is gebaat bij een sterke democratische legitimatie.
Zo
zou de voorzitter van de Commissie in de toekomst rechtstreeks gekozen kunnen
worden.
De
Commissarissen zouden een grotere individuele politieke verantwoordelijkheid
moeten krijgen tegenover het Europees Parlement.
De
positie van het Europees Parlement wordt daarmee verder versterkt.
Ook
vindt de Nederlandse regering dat het EP het budgetrecht over de volledige
begroting moet krijgen, inclusief de financieel omvangrijke landbouwuitgaven.
Daarnaast
blijft de directe inbreng van nationale regeringen, die een belangrijke
bijdrage levert aan de legitimiteit van Europees optreden, van groot gewicht.
De
schragende bijdrage van nationale regeringen aan de voortgang van het
integratieproces blijft ook in de voorzienbare toekomst onmisbaar.
De
Nederlandse benadering is gebaseerd op de overtuiging dat de aanpak van
concrete vraagstukken en uitdagingen richting moet geven aan de vormgeving van
de structuren.
Met
andere woorden: de structuren moeten ten dienste staan van het beleid.
In
het debat over de toekomst van de Unie moet daarom scherp worden gelet op drie factoren:
- de dynamiek van de volle en diverse Europese beleidsagenda,
- de
daaraan te verbinden gevolgen voor de institutionele structuur en
- communautaire
besluitvorming en de vraag hoe de burgers deze ontwikkelingen beoordelen en
kunnen beïnvloeden.
Als
de instellingen de beleidsagenda niet kunnen bijhouden, verzandt immers de
dynamiek.
Als
de burgers ontwikkelingen in het beleid niet kunnen volgen, verschraalt op den
duur de ambitie en wordt het draagvlak van de Europese instellingen ondermijnd.
Daar
is de uitdaging voor de nu te zetten stappen in gelegen.
Dames
en heren,
Ik
rond af; ik rond af met de vaststelling dat de EU momenteel door parallelle
processen van verdieping en verbreding gaat.
Verdieping
door institutionele hervorming en nieuwe beleidsinstrumenten.
Verbreding
door uitbreiding en interne beleidsaanpassing.
Met
het Verdrag van Nice staat het licht voor de uitbreiding definitief op groen.
Het
toetredingsproces is een nieuwe fase ingegaan.
Dat
proces moet vaart houden, opdat voor alle kandidaat-lidstaten het perspectief
op Europese integratie concreet blijft.
Snelheid
en kwaliteit moeten hand in hand gaan.
Volgende
week, tijdens de Top van Gotenburg, geven we hieraan een nieuwe impuls.
Intussen
moeten de kandidaat-toetreders zelf natuurlijk zoveel mogelijk voortgang
boeken.
Met
de politieke wil van zowel de kandidaten als de huidige leden, ook in de
publieke opinie, zullen we de droom van een werkelijk ongedeeld en eensgezind
Europa verwezenlijken.
Dát
is het Europa van de toekomst; het Europa dat de toekomst heeft.
Dank
U wel voor uw aandacht.
|